Antwoorden lineair scoren

1. Een dressuurpaard hoort meer opwaarts gebouwd te zijn dan een springpaard. Hoe ziet dat gemiddelde spring/ dressuurpaard er dan uit wat betreft romprichting?

Voor een dressuurpaard geldt alles wat van nature al aanwezig is hoef je er niet aan te rijden. Een paard dat van nature een goede in balans is in zijn lichaam heeft beweegt doorgaans ook met houding en balans. Het belangrijkste hierin blijft hoe functioneel het lichaam in beweging gebruikt wordt. Op de keuring zijn de paarden meestal 3 jaar oud en nog vol in de groei, we zien dan ook met regelmaat dat de romprichting dan nog een fractie neerwaarts is. Indien het paard dan wel functioneel en voldoende gedragen beweegt hoeft dit geen enkel probleem te zijn. Een springpaard is horizontaler gebouwd dan een dressuurpaard. Ze hebben minder front en het gemiddelde springpaard is meer naar voren gebouwd. Voor het springen is het belangrijk dat ze rond zijn op de sprong en een dressuurpaard leert naar boven te lopen. Ook hierbij geldt hoe functioneler een paard gebouwd is, hoe makkelijker hij het werk aan kan.

2. Kan een merrie met een schiefel op het (voor)been ster worden, als deze merrie reeds het sportpredicaat heeft?

Een schiefel wordt veroorzaakt door een trauma van buitenaf, dit heeft geen invloed op de exterieur beoordeling van de merrie. Indien de merrie voldoet aan de minimale punten voor het ster predicaat kan zij in combinatie met haar sportpredicaat ster worden verklaard.

3. Is 'bovenbalk niet verhoogd' het oneens zijn met beoordeling? Komt dat vaker voor?

Een paard kan meerdere malen aangeboden worden voor de stamboekkeuring, indien een volgende beoordeling niet leidt tot een verhoging van het aantal punten wordt er aangegeven dat de bovenbalk niet verhoogd is. Het paard behoudt dan de punten die behaald zijn tijdens de eerdere beoordeling.

4. Hoe wordt het scoreformulier omgezet in puntenaantal voor het exterieur?

Het score formulier is als het ware een schets van het paard, de inspecteur geeft op dit formulier aan wat hij constateert met betrekking tot het exterieur. Er is geen vaste inweging om de constatering om te zetten tot de waardering van het paard in de bovenbalk. Wel levert het behalen van een duidelijke constatering (een A, B, H of I) op enkele kenmerken zoals bijvoorbeeld de stand van het voorbeen, achterbeen en de correctheid in de stap een blokkade op voor het ster predicaat. Indien een paard 4 of 3 bolletjes naar links of rechts wordt gescoord op een van deze kenmerken is er een maximale score van 65 punten voor het exterieur mogelijk. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld het ongelijk zijn van de hoeven.

5. Wat zijn de no-go’s op gebied van exterieur?

Extremiteiten die de duurzaamheid en functionaliteit in de weg staan. Denk hierbij aan een zeer weke kootstand, duidelijk ongelijke voeten, een dressuurpaard met een korte en hele horizontale hals.